Moeten stadsbewoners zich verenigen om hun oude dag zelf goed te regelen of is dit een taak voor de gemeente? De oudere stadsbewoners is zich steeds meer aan het organiseren in samenwerkingen zoals coöperaties waarmee gezamenlijk zorg kan worden ingekocht of aanpassingen in de publieke ruimte kunnen worden bewerkstelligd. In Amsterdam springen de zogenoemde ‘Stadsdorpen’ als paddenstoelen uit de grond. Komende Stadsleven ‘65 Tinten Grijs‘ zal Tracy Metz met Leon Deben van Stadsdorp Centrum Oost in gesprek gaan over deze ontwikkeling. Lees hieronder alvast een column die hij onlangs schreef voor de Plantage Weesper buurtkrant waarin hij pleit voor een nieuwe houding ten op zichte van nabuurschap.

Bron: Stadsdorp Centrum Oost
In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw stonden de begrippen buren en burencontacten centraal in de colleges over sociologie en sociografie. S.R. Steinmetz, S. Groenman, C.S. Kruyt en J. Saal – om er enkelen te noemen – onderzochten en schreven over het begrip nabuurschap. Ook in het buitenland – zoals bij de Amerikaanse socioloog Herbert Gans in zijn Urban Villagers (1962) en The Levittowners (1967) – was veel aandacht voor de relaties tussen buren. In Duitsland was het Elisabeth Pfeil die in haar omvangrijke studie Die Groszstadtforschung (1950) de relaties tussen mensen in dorp en stad vergeleek. Dit zijn slechts enkele voorbeelden uit de sociologische literatuur. Het voert te ver hier een complete opsomming van te geven.
In de decennia daarna verdween de aandacht voor dit thema. De professionals van de verzorgingsstaat namen het als het ware over. De vanzelfsprekendheid van burenhulp verdween. Vaak wordt daarover opgemerkt: dat komt omdat de samenleving is geïndividualiseerd. Dat is slechts tot op zekere hoogte het geval. Mensen blijven zich bewust en onbewust rekenen tot een bepaalde groep, tot het wereldje dat als het eigene wordt beschouwd. Maar die betrokkenheid is wel vluchtiger en minder gebonden aan de eigen woonomgeving. Zoals beschreven door J.W. Duijvendak e.a.: mensen rekenen zich tot lichte gemeenschappen met een tijdelijk karakter. Als we ouder worden en de wereld om ons heen begint te eroderen, vrienden overlijden, familieleden – eufemistisch ‘mantelzorgers’ genoemd – te veraf wonen en hun eigen besognes hebben, realiseren we ons het pijnlijke verdwijnen van het vanzelfsprekende nabuurschap en de burenhulp. En dan is er nog de economische crisis en moet de overheid op de zorg sterk bezuinigen. Wonen en zorg worden verder gescheiden. Bejaardenhuizen zijn grotendeels verdwenen. De overheid en de verzekeraars verwachten anno 2013 dat we zo lang mogelijk thuis blijven wonen. En pas als het thuis echt niet meer gaat, bij zware lichamelijke of geestelijke gebreken, zal opname in een verzorgingshuis plaatsvinden.

Bron: Stadsdorp Centrum Oost
We zien nu overal initiatieven ontstaan die gericht zijn op het zo lang mogelijk zelfstandig, in je eigen woning, blijven wonen. De vergrijzing maakt als het ware de oudere contacten en het lokale netwerk – het aloude nabuurschap – weer belangrijk. Dat sociale vangnet van vroeger is er echter niet meer en de lichte gemeenschappen als sportclub, reisgezelschap of werk kunnen dat niet compenseren. Het gaat daarbij in eerste instantie om de alledaagse zaken zoals wie kan voor mijn kat of hond zorgen als ik naar het ziekenhuis moet, wie brengt of haalt me, wie adviseert me bij problemen met het internet enzovoorts. De technologische ontwikkelingen kunnen hier slechts ten dele helpen. Zo is er het Japanse robothondje dat kan blaffen en een camera in zijn kop heeft en in contact staat met een professional van een grote zorgleverancier op afstand. Het robotje kan een signaal afgeven, maar heeft verder niets te bieden.
Zodoende gaan op verschillende plekken in het land mensen op zoek naar nieuwe vormen van burenhulp. In nr. 5/2013 van de Groene Amsterdammer wordt aandacht besteed aan zo’n vorm van zelforganisatie in Amsterdam Zuid. Door voor iemand in de buurt te koken of samen naar een voorstelling te gaan wordt vereenzaming tegengegaan. Deze organisatie in Zuid kiest er uitdrukkelijk voor zonder overheidsbemoeienis haar weg te gaan. Het is overigens de vraag of dat zo rigide, zoals zij het in hun doelstelling hebben geformuleerd, moet.

Bron: Stadsdorp Centrum Oost
Als de zelforganisaties voldoende omvang hebben, kunnen ze ook afspraken maken met de zorgverzekeraar om te regelen dat bijvoorbeeld een vaste ploeg in de desbetreffende wijken de mensen verzorgt. Zo zien we steeds vaker hoe ouderen hun eigen plan trekken, min of meer buiten de overheid om, en op zoek gaan naar een vorm van modern nabuurschap. Middels samenwerking met buurt- en wijkgenoten kunnen we ook op oudere leeftijd de regie in eigen hand houden. Het opbouwen van een dergelijk vangnet zal veel inzet en moeite vragen van de initiatiefnemers van deze stadsdorpen. Voor sociologen biedt deze ontwikkeling van een nieuw soort burenhulp ondertussen een buitengewoon interessant onderwerp van onderzoek.
Meer lezen?
Lees de blog ‘Het regelen van je oude dag: wie doet wat? en klik door naar Stadsleven ’65 Tinten Grijs’ voor meer leuke filmpjes en blogs over dit onderwerp.