Een stad gebouwd op vertrouwen in plaats van angst

Samenleven met elkaar in de stad kan af en toe behoorlijk kwetsbaar zijn. Wat zijn de gevaren waartegen we ons moeten beschermen? In Stadsleven ‘Rampspoed’  bekijken we hoe we ons weerbaarder kunnen opstellen. Sanne van der Beek, programmamaker van Stadsleven, schrijft hoe we om een veilige stad te willen, niet in termen van angst, maar vertrouwen moeten denken.

Terroristendromen van beton

Iedereen voelde het na de aanslag in Parijs afgelopen november: dat gevoel van kwetsbaarheid. Naast ontsteltenis, verdriet en woede over de gebeurtenis daar, speelde ook de vraag op de achtergrond: Hoe veilig ben ik hier eigenlijk, zelf, in mijn eigen stad? Even veranderde het perspectief waarmee je de stad bekeek, zoals Rob Wijnberg beschrijft in zijn column ‘Terreur heeft alles met geloof te maken‘:

Door een nuchtere bril zie je hem: die krioelende hoop mieren, permanent onderweg naar potentieel onheil. Overal, waar je ook kijkt, mogelijke ongelukken van staal, voorbijrazend op koud asfalt. Etalages vol overvallen in spe. Trams vol loshangende juwelen en uitstekende portemonnees. Taxi’s met onbekende chauffeurs en liegende TomToms. Terrassen zonder toezicht. Ramen zonder gordijnen. Deuren zonder kijkgat. En vooral: heel, héél veel mensen in sardineblikjes. Bioscopen. Theaters. Grandcafés. Metrogangen. Treinstations. Torenflats. Voetbalstadions. […] Terroristendromen van beton.

Maar wat doet het het met je als je door de bril van mogelijke gevaren naar de stad kijkt? Wanneer je begint te denken in veilig versus onveilig?  Roepen we daarmee juist niet een stad over ons af, waarin het evenmin fijn leven is? Wanneer is veilig, te veilig?

Een stad gebouwd op angst

Een staande ovatie kreeg hij na zijn talk op TEDxAmsterdam, amper twee weken na de aanslag in Parijs: psychiater Damiaan Denys. Denys, gespecialiseerd in de behandeling van angststoornissen, stelde dat we in een angstcultuur leven, waarin we alles zien vanuit het perspectief van mogelijk gevaar. En dat kost ons nogal wat: 13 biljoen wordt in Nederland gespendeerd aan veiligheid. Dat betekent, zo zegt Denys, dat als we een weekje niet meer zo bang zijn met z’n allen dat we 250 miljoen (!!) kunnen besparen. Maar belangrijker nog: het zorgt voor een tunnelblik die alleen maar leidt tot nog meer angst.

Deze angstcultuur sijpelt ook door naar stadsniveau signaleert architectuurcriticus Aaron Betsky in zijn column voor Dezeen van 18 december. We verstikken onszelf in een cocon van veiligheidsmaatregelen, die steeds dikker en meer gesloten wordt:

Fear and paranoia are gripping much of western society, and architecture is no exception. Architects have become good at preventing bodily harm, and most of the buildings we inhabit work so hard to keep us safe that they almost smother us with their cocooning layers. That safety comes at a price. We close ourselves off in our little boxes to live, work, play and learn, fed by air conditioning and images on our screens, in communities where we try live with as many people just like us.

De politieke implicaties van angstcultuur

Deze angstcultuur heeft nogal wat implicaties voor de stedelijke publieke ruimte. Wat gebeurt er als we ons stadsbeleid op angst bouwen? Sociaal geograaf Bradley L. Garrett onderzoekt in een serie columns voor de Britse krant The Guardian hedendaagse invloeden op de stedelijke publieke ruimte in Londen en hij ziet schrikbarende ontwikkelingen ten gevolge van angstcultuur. Zo zijn er de PSPO’s, oftewel de Public Space Protection Orders, wetten die ingesteld werden onder de Anti-social Behaviour, Crime and Policing Act 2014. Gelijk aan de al bestaande asbos (Anti-Social Behaviour Orders) geven de PSPO’s verregaande bevoegdheden om gedrag te criminaliseren dat normaal gesproken niet als crimineel te benoemen is, zoals na 22.00 uur op straat zijn. Maar waar asbos zich richten op individuen zijn PSPO’s geografisch bepaald, waardoor authoriteiten de controle krijgen over publieke ruimte, en deze zelfs geheel kunnen afsluiten.

Foto Flickr/Thomas Hawk

Foto Flickr/Thomas Hawk

Deze wetten hebben ook politieke implicaties, stelt Garrett in het stuk Cities after dark. Why our right to use public spaces after dark is under threat. Het gebruik van de stad ’s nachts kan op drie manieren gereguleerd woorden: door steden geheel af te sluiten na een bepaalde tijd, door publieke ruimtes (zoals parken) na een bepaalde tijd af te sluiten, of bepaalde activiteiten na een bepaalde tijd te verbieden. Deze reguleringen beperken ons niet alleen om een politieke claim in de publieke ruimte in de avond en nacht te maken, maar zijn ook vaak specifiek gericht op bepaalde groeperingen in de stad, waarmee hun kans wordt verkleind om hun stem te laten horen. Moedwillige overtreding van deze wetten, zoals op het Tahrir plein in Egypte in 2011, toen protestanten de ingestelde avondklok negeerden kan dan ook een krachtig politiek protest zijn.

Photo: Flickr/Sandra Donoso

Photo: Flickr/Sandra Donoso

Van veilig naar vertrouwen

Het moge duidelijk zijn: denken in termen van een veilige stad levert een verstikkende, kleingeestige stad op. Maar wat voor stad moet je dan wel willen?

Socioloog Richard Sennett beschreef onlangs zijn ideale stad: Nehru Place, een plein in Delhi waar allerlei schimmige zaakjes plaatsvinden op het gebied van elektronica. De elektronica die je daar koopt, zal het waarschijnlijk nog niet eens 2 maanden volhouden, maar de openheid van de plek is een voorbeeld voor elke stad:

I am uncomfortable about debates over separation and inclusion which move almost seamlessly to citing violent, extreme behaviour as evidence for or against. Which is why Nehru Place is a better example to think about this issue than Molenbeek. […] It’s a completely porous spot in the city, people of all castes, classes, races and religions coming and going,

Ook Aaron Betsky stelt veiligheid zonder muren voor: geen stad als bastion, maar een heterogene stad waar iedereen zijn stem kwijt kan. Dát zorgt voor echte veiligheid in plaats van de schijnveiligheid waar reguleringen op mikken:

The more interesting question is how we can make people feel safe in public spaces without using blast barriers or bollards, and how we can design places such as schools or colleges in a way that they make it clear that this is a place where you belong, but where you are also part of an open and evolving community, even as you might suffer verbal challenges.

Wil je een echt veilige stad, dan zul je kortom niet in termen van veiligheid moeten denken, maar in vertrouwen. En zo moeilijk is dat niet, want – zoals Rob Wijnberg in zijn column stelt – ongefundeerd vertrouwen is nu nét precies de kern van wat een stad is: 

Vrijdag de dertiende, rond halftien ’s avonds, liep ik met een plastic tas een Amsterdams café binnen. Een vriendin was die tas vergeten en had geen tijd om haar nog op te halen. Aan de bar vroeg ik of ik de tas kon achterlaten. Het barmeisje stak haar hand uit, pakte de tas aan en legde haar onder de tap. Ze vroeg niet wie ik was, wat er in er in de tas zat en wie haar op kwam halen.

Het is precies die emotie die terreur als belangrijkste doelwit heeft. Sommige tongen beweren weleens dat terreur niets met geloof van doen heeft, maar het tegendeel is waar. Terreur heeft álles met geloof te maken. Terreur heeft het namelijk gemunt op het enige geloof dat westers noch oosters is en nagenoeg ieder mens aanhangt: ongefundeerd vertrouwen.

Meer lezen? 

Meer columns en blogs vind je in het Stadsleven dossier Rampspoed.