Op maandag 28 september onderzoeken we tijdens ‘De Gezonde Stad’ hoe onze dagelijkse leefomgeving ons ziek of juist gezonder maakt. Jaap Seidell, hoogleraar Voeding en Gezondheid aan de Vrije Universiteit, en Jutka Halberstadt, onderzoeker kinder obesitas aan de VU, geven een inzicht in de opkomst van sociale geneeskunde en hoe sociale ongelijkheid nog steeds grote invloed heeft op de gezondheid in een buurt.
De ontwikkeling van sociale geneeskunde
Sociale geneeskunde is de schakel tussen de geneeskunde en de samenleving. Eén van de meest bepalende figuren in de ontwikkeling van de sociale geneeskunde in de 20e eeuw was de Britse arts Jeremiah (‘Jerry’) Noah Morris (1910-2009). Hij werd geboren in Liverpool als kind van Joodse vluchtelingen en groeide op in een arme wijk van Glasgow. Hij hield levenslang de tekenen van chronisch vitaminegebrek als herinnering aan de armoedige omstandigheden in zijn jeugd.
Morris was hiermee een voorbeeld van de link tussen sociale omstandigheden en gezondheid die in Groot Brittanië al vroeg in de 19e eeuw werd erkend en het boek “Sanitary conditions of the labouring population” (1842) van Edwin Chadwick, een hervormer van het Britse gezondheidssysteem, leidde tot een revolutie in de sociale geneeskunde. In dit boek werd beschreven dat armoede vooral een probleem was van de werkende klasse en een stedelijk probleem wat samenhing met ondervoeding, slechte huisvesting en sanitaire voorzieningen, erbarmelijke arbeidsomstandigheden en welig tierende epidemieën van infectieziekten als cholera. Het was in die tijd dat de arts Samuel Sarphati in Amsterdam met succes werkte aan structurele verbeteringen in de sociale en fysieke omstandigheden van de arme Amsterdammers en er daarmee in slaagde hun gezondheid sterk te verbeteren.

Maatschappij voor Meel- en Broodfabrieken, opgericht door Dr. Sarphati. Credits: Webted
Je postcode bepaalt je gezondheid
Een eeuw later bestonden er, ondanks alle verbeteringen in de sociale omstandigheden en in de gezondheidszorg, nog steeds grote ongelijkheden in gezondheid. Jerry Morris schreef er een artikel over getiteld “Social inequalities undiminished” dat in 1979 in het gerenommeerde wetenschappelijke tijdschrift The Lancet werd gepubliceerd. Het ging, zo betoogde hij daarin, nu niet meer alleen om materiële omstandigheden. De arbeiders in de jaren ’70 van de vorige eeuw hadden, in vergelijking tot die in het Victoriaanse tijdperk, veel betere arbeidsomstandigheden en meer materiële welstand blijkend uit pensioenen en het bezit van zaken als televisies en auto’s. Ondervoeding en infectieziekten waren inmiddels zo goed als uitgebannen. Toch waren er nog gezondheidsverschillen. Er zijn, zo schreef Morris, twee kwesties die hierbij een rol spelen: armoede en ongelijkheid. Tussen die twee bestaat wel wat overlap maar ze zijn niet hetzelfde.
Dat is ook in het hedendaagse Nederland goed te zien. Er wordt wel eens gesteld dat in Nederland geen echte armoede bestaat. Dat kan zo zijn in absolute zin, maar er bestaat wel een grote mate van sociale ongelijkheid en daarmee relatieve armoede. Bij relatieve armoede zijn niet zo zeer materiële omstandigheden als wel psychosociale factoren van invloed op de gezondheidstoestand. Te denken valt aan factoren als stress, sociale uitsluiting, gebrek aan sociale cohesie, werkeloosheid, verslavingen, verminderde beschikbaarheid van gezond eten en het gemis van een ‘beweegvriendelijke’ omgeving. Juist bewoners van achterstandswijken in grote steden hebben relatief vaak met deze factoren te kampen. Je postcode bepaalt dus deels je gezondheid.

Bepaalt je buurt je gezondheid? Credits: Michiel2005
Kinderen als omslagpunt
Tegenwoordig weten we dat de effecten van deze psychosociale factoren in de vroegste levensfase van kinderen, de gezondheid levenslang kunnen beïnvloeden. De eerste duizend dagen na conceptie (ontwikkeling van een kind gedurende de zwangerschap en de eerste twee levensjaren) zijn daarbij kritiek. Bij het verkleinen van sociale verschillen in gezondheid zijn daarom jonge kinderen een belangrijke doelgroep. Een kind bepaalt immers niet waar het geboren wordt en de kansen in de loterij van het leven zouden voor iedereen gelijk moeten zijn. Zoals Jerry Morris al schreef in 1979: sociale gezondheidsverschillen zijn te verkleinen door “creating more equal opportunities for the under-5s through education and day care, expanding child benefit and family endowment, concentrating health services on the socially disadvantaged, and setting an upgraded “health education” to the task–with mothers and children and the whole population”.
Noot: Jaap Seidell sprak in 2015 de jaarlijkse Jerry Morris Memorial Lecture uit bij de University of Bristol.
Meer lezen?
Klik door naar ons dossier Stadsleven ‘De gezonde stad’ voor meer blogs en columns over dit onderwerp.