Het Oostelijk Havengebied en IJburg als ‘kindermagneten’ – Column Lia de Lange

Lia de Lange, planoloog bij de gemeente Amsterdam, werkte jarenlang aan de plannen voor het Oostelijk Havengebied en IJburg, die soms anders uitpakten dan verwacht. Lia de Lange zal ook maandag 26 januari in de Balie spreken voor de editie ‘Opgroeien in de stad‘. Koop hier je kaartje. 

Rond 1990 werkten wij bij de gemeente aan de plannen om van het Oostelijk Havengebied een woonwijk te maken. Koopappartementen waren voor Amsterdam nog een betrekkelijk nieuw fenomeen en het was spannend hoe de gezinssamenstelling van de bevolking zou zijn. We deden een peiling onder een groep kopers van een project op het KNSM-eiland: we telden één schoolgaand kind en een baby. Toen het gebied eenmaal vol stroomde pakte dat totaal anders uit.

Voor de eilanden daarna, Borneo en Sporenburg en het Java-eiland, was het idee om twee heel verschillende woonmilieus te maken. Dat had te maken met de ruimtelijke verschillen tussen die eilanden, maar ook met het idee dat voor de 4000 woningen een zo groot mogelijke groep op de woningmarkt moest worden aangeboord. De vijver waaruit gevist werd moest zo groot mogelijk zijn. Vooral Borneo en Sporenburg, met huizen met een eigen voordeur aan de straat, bleek bijzonder populair onder gezinnen met kinderen. Vanwege de grootte van veel van de woningen (veelal 3 kamers), dachten we dat gezinnen naar andere wijken zouden doorstromen zodra het tweede kind was geboren. Maar dat gebeurde niet, mensen maakten een opbouw of lieten hun kinderen een kamer delen, en zo waren de noodlokalen op pontons niet aan te slepen.

Dat het Java-eiland minder gezinnen met kinderen lokte is een interessant gegeven, want juist daar was (en is) de openbare ruimte prettig voor kinderen: door de binnenterreinen loopt alleen een fietspad, ze zijn groen ingericht met allerlei elementen die één grote speelplaats vormen: een ‘slangenmuur’, heuveltjes, paadjes om te fietsen en veldjes om te voetballen of tenten te bouwen. Hang er hier en daar een schommel in, beter kan je het niet hebben. Komt het door de Nederlandse wooncultuur dat een huis met een eigen voordeur aan de straat het voor gezinnen meestal wint van een appartement? Ook als dat appartement in een openbare ruimte staat die voor kinderen één grote speeltuin is?

Het Oostelijk Havengebied is, ook met zijn schoonheidsfoutjes, een geliefd woonmilieu geworden.
Wij hebben er van geleerd voor IJburg. Daar schroefden we het aantal speelplaatsen, scholen en kinderdagverblijven flink op aan de hand van onwrikbare normen. Naast dat kwantitatieve programma maakten we het begrip zelfstandigheid tot leitmotiv. Onderzoek wees uit dat stadskinderen dagelijkse dingen zoals naar school lopen, gemiddeld 2 jaar later deden dan kinderen in buitengebieden. We wilden de scholen en speelplekken zo spreiden dat kinderen zich zo vroeg mogelijk zelfstandig konden bewegen door hun buurt. We wilden kinderen hun vrijheid geven en ik denk dat dat op IJburg goed is gelukt. ‘Helaas’ werden ook daar de bevolkingsprognoses zwaar overtroffen door een ongekende kinderschare, met opnieuw de bekende noodvoorzieningen als gevolg.

6204556143_6a19cdf053_b

Credits: Peter Visser

Na de ‘kinderziektes’ met noodlokalen en eerst uit hun voegen barstende en vervolgens leegstromende kinderdagverblijven, houdt Amsterdam met het Oostelijk Havengebied en IJburg twee woonmilieus over die voor kinderen genoeg kwaliteiten hebben om prettig op te groeien. Dat komt ook doordat eigenschappen van de oudere wijken die botsen met een kindvriendelijke omgeving, zoals een zekere anonimiteit, drukte en een hoge druk op de openbare ruimte, allemaal kenmerken van de echte stad, hier minder spelen.

Meer lezen?

Klik door naar ons dossier ‘Stadsleven ‘Opgroeien in de stad’ voor meer blogs over dit onderwerp.