In het rubriek ‘het Laatste woord’ van het Parool interviewde Lorianne van Gelder Leon Deben, te gast tijdens Stadsleven ‘65 Tinten Grijs‘ over de ouderen in de stad.
Elf procent, dat is al jaren het aandeel 65 plussers in Amsterdam. Maar de verwachting is dat dat aantal de komende jaren stijgt, in elk geval tot 15 procent in 2025. Toch zijn we in Amsterdam vooral bezig met jong en jeugdig. Zonde, vindt stadssocioloog Léon Deben (1941), een van de oprichters van Stadsdorpen, buurtgemeenschappen die bewoners meer met elkaar in contact brengen, vooral via ontmoetingsplekken en een dienstensite. “We zouden juist meer aandacht moeten hebben voor het mengen van groepen in de stad. Extreme niet-menging leidt tot problemen.”
Is de stad te veel gefocust op ‘jong’?
“Integratie van oud en jong vind ik het belangrijkste. Met de stadsdorpen heb ik ook geen leeftijdsgrens getrokken. Ook jongeren hebben hulp nodig. Maar menging wringt altijd. Jongeren hebben geen zin om met ouderen op te trekken. Oud is eigenwijs, oud zeurt, zanikt, is gauw moe.”
Is dat een vooroordeel of is het waar?
“Als je ouder bent, ben je minder mobiel. Daar komt bij dat ouderen angstiger worden, onzekerder. Daar moet je rekening mee houden.”
Jongeren trekken als vanouds naar de stad. Jonge gezinnen blijven vervolgens in de stad wonen. Maar het aantal ouderen neemt ook toe. Waarom is de stad aantrekkelijk voor 65-plussers?
“Probeer maar eens een arts te vinden op het platteland van Friesland. Dat is hartstikke moeilijk. Ook moet je een auto hebben, want op het platteland heb je niet elk kwartier een bus. Dat betekent dat je beter in een stedelijke omgeving kunt wonen als oudere. Aan de andere kant zijn ouderen gevoeliger voor overlast.”
Dat leidt tot botsingen.
“Ja, maar een interessante stad is altijd gemixt. Qua leeftijden, leefstijlen en achtergronden. Idealiter zie je een oudere in een rolstoel, maar ook een jonge moeder of studenten. Een stad moet geen themapark worden, maar ook geen dorp. De strijd om de openbare ruimte is nooit afgelopen. In Leiden mag elk leegstaand pand horeca worden. Dat moet je niet willen. Toch zie je het in Amsterdam ook. Elk oud pakhuis wordt commercieel geëxploiteerd. De balans mag niet zoek raken.”
Hoe moet de stad die vermenging in stand houden?
“Niet alles horeca maken. Niet alles koopwoningen maken, of een blok woningen alleen voor ouderen. Ouderen willen ook niet alleen met ouderen wonen, hoe vervelend ze geluidsoverlast ook vinden. Je moet elkaar blijven ontmoeten. Het schrikbeeld is extreme nietmenging zoals gated communities in Amerika, waar senioren bij elkaar wonen, veilig in enclaves.”
Dat vinden die Amerikaanse bejaarden toch heerlijk?
“Niet meer. Je moet eens kijken naar hoe veel rechtszaken er zijn van mensen die problemen hebben met de regels daar. Door niet met elkaar in aanraking te komen is er ook meer angst over en weer.”
Worden ouderen in nieuwe stadsontwikkelingen vergeten? “Dat valt wel mee. Er zijn genoeg organisaties die zich met ouderen bezighouden. Wij doen dat met de stadsdorpen, waarbij we vooral bemiddelen in het aanbod en afnemen van diensten. Het interessante is dat de overheden aan die zelfredzaamheid moeten wennen.”
Terwijl het toch een perfect voorbeeld is van de participatiemaatschappij.
“Jawel, maar de overheid weet nog niet zo goed hoe ze daarmee om moet gaan. De zorg is een chaos. De misstanden komen nu boven tafel, er zijn wachtlijsten, en te weinig mensen, onderwaardering van het beroep. Daar moet iets aan gedaan worden, wij doen dat op onze manier, maar de overheid heeft een andere rol.”
Amsterdam kent inmiddels een ouderenpartij in de gemeenteraad. Behartigt die genoeg de belangen van senioren in de stad?
“Het is duidelijk dat de andere partijen daar niet genoeg aan deden, anders zou er geen behoefte aan zijn. Maar ik houd niet van oneissuepartijen. Ze slaan door op dat ene punt. De wereld is ingewikkelder dan focussen op een levensstijl.”
In 2025 is 15 procent van de Amsterdammers boven de 65. Heeft de stad behalve last, ook profijt van die senioren?
“Als er geen ouderen waren, lag Amsterdam plat. Ouderen hebben hun bijdrage sowieso in het verleden geleverd. En vele van hen hebben nu ook kapitaal of huizen. Jongeren erven dat. Ouderen dragen ook bij omdat de meesten een aantrekkelijk pensioen hebben naast hun Aow. Ze vormen een belangrijke groep middeninkomens. “En vergeet niet dat senioren vaak op de kleinkinderen passen, waardoor jonge ouders kunen werken. Dat is een indirecte bijdrage aan de economie van de stad.”
U spreek vooral van de babyboomers, de hoogopgeleide bemiddelde mensen. Er is ook een grote groep ouderen die moet rondkomen van een aow’tje.
“Dat klopt. De Stadsdorpers zijn ook een voorhoede. Maar ik hoop dat het uitstraalt op anderen. Eigenlijk zou dit initiatief in het opbouwwerk moeten plaatsvinden.”
Dus er is wel sprake van een tekort schieten van de officiële instanties.
“Ja. In dat opzicht zijn we misschien iets te naar binnen gericht. Zo gaan die ontwikkelingen.”
De ouderen moeten hun zorg en opvang zelf organiseren terwijl de overheid wel voor kinderen, studenten en jonge gezinnen zorgt.
“Er is een behoorlijke kaalslag, maar de bejaardenhuizen van vroeger waren ook vreselijk. Je moet vooral mogelijkheden voor ouderen blijven bieden, en niet alleen gefocust zijn op de jonge groep. Kriterion heeft bijvoorbeeld een oppascentrale voor kinderen. Waarom is er geen oppascentrale voor ouderen? Als je een demente partner hebt, wil je ook wel eens een weekend weg.”
Culturele voorzieningen hebben baat bij de grote groep ‘zilveren’ bezoekers. Toch zijn die ook vooral op jongeren gefocust.
“Dat klopt. In Duitsland zijn bij alle openbare gebouwen voorzieningen voor minder validen. Hier heb ik in de deelraad van het centrum moeten bediscussiëren dat in het handboek openbare ruimte een passage kwam over voorzieningen voor blinden of mensen in een rolstoel. Het culturele leven wordt betaald door de overheid en door 65-plussers. Dat mogen we niet vergeten.”
Meer lezen?
Klik door naar ons dossier’ 65 Tinten Grijs‘ voor meer artikelen over dit onderwerp.