Maandag 25 augustus 2014 bespraken we in Stadsleven ‘Work is where the wifi is‘ een nieuwe tribe: de wifi-hunting urban nomad die met z’n laptop van koffietentje naar bibliotheek, cowerkplek of flexwerkplek trekt. Wat doet deze nieuwe manier van werken met de stad? Vincent Kompier, blogger en planoloog, sprak ter afsluiting van de avond een column uit waarin hij pleit dat stedelijke planning meer werk van dit nieuwe werken moet maken.
Door: Vincent Kompier
Graag begin ik deze column met een historisch geluid. Dit is het geluid van een inbelverbinding. Tot ver in de jaren negentig van de vorige eeuw moest je eerst dit lawaai trotseren om toegang tot internet te verkrijgen. En dan ook nog op een vaste plek, want breedband- en kabelinternet was er nog niet. Internetverbindingen vonden plaats via de telefoonlijn. En vanaf een vaste plek. En het internet was tergend traag.
Inmiddels is tot in de verste uithoek van Nederland snel internet te krijgen en is dit inbelgeluid verbannen naar het museum van geluiden uit het verleden. En kunnen we sinds 2007 met onze mobiele telefoon samen met mobiel internet in een paar seconden de hele wereld op een scherm laten langskomen. Mobiel internet heeft de wereld veroverd. En bezet, zou je kunnen zeggen. Want we doen het massaal, dat mobiel gebruiken van internet. Niet alleen thuis, maar ook in de zogeheten ‘third places’ als bibliotheken en hippe koffietenten. Ook in de openbare ruimte neemt het gebruik van mobiel internet toe. Amsterdam onderscheidt zich daarbij ten opzichte van andere steden in de wereld doordat mobiel internet ook op de fiets wordt gebruikt. Kortom; mobiel internet en wifi heeft ons wonen, werken en leven totaal veranderd. Betekent mobiel internetgebruik dat we onze huizen moeten aanpassen? Leidt mobiel internet tot volledig andere kantoren? Bouwen we de juiste steden op dit moment? Of moet de manier van stadsontwikkeling drastisch op de schop?
Al deze vragen beantwoord ik lekker lui met het Berlijnse woord JEIN, wat een heerlijk woord is en wat ja en nee tegelijkertijd betekent. Ik zal u uitleggen waarom. Want er is heel veel wel, en heel veel niet veranderd. Wat wel verandert is valt nauwelijks op en wat niet veranderd is valt des te meer op.
Dat kan ik laten zien aan de hand van een eenvoudige afbeelding:
Techniek heeft ons leven ingrijpend veranderd. En ook weer helemaal niet. Want we zitten nog steeds op de bank, toen en nu. Vaak wordt gesteld dat woningen veel te weinig goed zijn uitgerust om thuis te kunnen werken. Architecten pleiten vaak voor woon-werkwoningen. Of dat helpt is maar de vraag. Want voor je het weet zet een persbericht je weer op het verkeerde been:
Daarnaast is thuiswerken de grootste leugen die er bestaat. Journalist Japke Doutzen Bouma van NRC Handelsblad schrijft regelmatig tips die samen een ultieme doch hilarische ‘gids voor de kantoorjungle’, een handleiding voor werkend en ZZP-end Nederland gaan opleveren. Zij stelt dat thuiswerken vooral wordt gedaan om datgene te doen waar je op je werk en in het weekend niet aan toekomt.
‘Strategische retraite’ noemt ze het. Je thuis opladen om er op het werk in de kantoortuin weer tegen te kunnen.
Natuurlijk is dit wat overdreven. Toch sluit het opvallend goed aan op eerdere constateringen over de functie en betekenis van de woning, in combinatie met de moderne technieken van nu. Want hoe flexibel moet je je huis maken, als je in elke ruimte toegang tot de wereld hebt?
In 1997 heb ik samen met Arnold Reijndorp een bundel samengesteld met als titel Leefstijlen, wonen in de 21e eeuw.
Een van de bijdragen was van publiciste Pauline Terreehorst. Zij stelde dat een huis geen product is, of neutraal terrein, maar juist een plek is waar je je kan afzonderen, waar je kan dromen, en waar je privacy heilig is. Zelfs met wifi. Dat laat het persbericht over de pleepot maar weer eens goed zien. Als ideaal model voor de woning van de toekomst haalde Terreehorst de kiosk als metafoor aan. Een kiosk heeft luiken, die soms openstaan. Dan kan iedereen binnenkomen en de woning zien. Soms is de kiosk dicht. Dan geldt het alleenrecht van de kioskbewoner. Kiosk komt van het Turkse woord Kösk, wat tuinhuis betekent. De tuin is bij uitstek een plek waar je in deze dolgedraaide doorgedraaide wereld tot rust kan komen. Vaak wordt architectuur in futuristische films gebruikt om de toekomst te verbeelden: ronde gebouwen, veel glas, of in bizarre vormen. Maar architectuur, stelt Terreehorst, heeft niet de taak om de toekomst te verbeelden. Want dan is het voor je het weet gedateerd. Er is geen nieuwe architectuur nodig om modern digitaal te kunnen leven.
Thuiswerken is niet ideaal, en op je flexkantoor weet je inmiddels ook niet hoeveel tompoezen je mee moet nemen als je jarig bent, want niemand heeft meer een vaste plek en of iemand thuis werkt of op kantoor is ook vaak niet duidelijk. Is de zogeheten ‘third place’ een oplossing? De koffieshops en bibliotheken? Ja, en opvallend daaraan is dat het ‘oude’ typologieën zijn die op een manier van vandaag de dag gebruikt worden. En dus hoeft daar ook de architectuur en de stad zich niet aan het moderne wifileven van nu aan te passen.
Ook de openbare ruimte wordt steeds vaker gebruikt, omdat op heel veel plekken wifi is. En daar komt de crux naar boven. Want dat leidt inmiddels tot een sluimerend, ander gebruik van de openbare ruimte, waar je vraagtekens bij kan stellen. Zo hebben onderzoekers van het Laboratory for Contemporary Urban Design aan de Tel Aviv University Smart Phonegebruikers in de openbare ruimte gevraagd wat ze de afgelopen tien minuten hebben gezien.
En wat ze zich kunnen herinneren. Dat was bar weinig. Verbonden met de hele wereld, maar niet verbonden met de directe, naaste omgeving. Ik hoop niet dat dit de toekomst wordt van het gebruik van openbare ruimte, want zo wordt de openbare ruimte voor steeds meer mensen een private cocon, of zoals de onderzoekers het noemen “portable private personal territories.”
Dat Smart Phonegebruik levert inmiddels gevaarlijke situaties op. In Washington zijn Smart Phone-vrije zones ingesteld op de stoepen van de stad, om ongelukken te voorkomen.
In New York grijpt men naar andere middelen om Smart Phone-gebruikers erop te attenderen dat er ook nog een reële wereld is, naast de virtuele. We kennen in Engeland wel de teksten LOOK RIGHT bij oversteekplekken, maar hier is alleen het woord LOOK gebruikt, omdat mensen niet meer op het verkeer opletten bij het oversteken, maar op hun Smart Phone kijken.
Natuurlijk was dit met de mobiele telefoon ook al zo, maar de Smart Phone, in combinatie met draadloos internet, combineert een waaier aan sferen in een apparaat: je sociale netwerk, je email, het heetste nieuws van de dag, je gesprekjes op de chat, effe gamen tussendoor. En welke sociale code volg je dan, als je door de straat of een park loopt? Die van het publieke park, waar we uit beleefdheid oogcontact met elkaar hebben, of volg je de sociale code van Facebook, waar je nog net even iets of iemand snel kunt liken?
Om te toekomst te kennen werkt het om in het verleden te duiken, of proberen een blik in die toekomst te krijgen. Dat de toekomst van het werken lang niet zoveel zal veranderen als we nu denken werd me duidelijk na het zien van de film HER van regisseur Spike Jonze uit 2013.
Ik moet toegeven dat ik normaliter geen liefhebber van science fictionfilms ben, vooral om de reden die Pauline Terreehorst in Leefstijlen noemt. Toekomsten worden me in science fictionfilms altijd iets te plat futuristisch voorgeschoteld. Maar HER intrigeerde me. Zou er een tipje van de sluier van de toekomst opgelicht worden? De film beschrijft het leven van Theodore Twombly. Het futuristische zit ‘m in deze film niet zozeer in hippe, moderne gebouwen maar in iets veel simpelers. Verhalen die je weleens leest van: “we gaan in de toekomst allemaal thuiswerken” bleken helemaal niet uit te zijn gekomen in Theodore’s toekomst. Theodore staat gewoon ’s ochtends thuis op. En vertrekt dan naar zijn werk, waar hij met collega’s samen in een mooi kantoor zijn werk doet. Grappig-ironisch bestaat zijn werk uit het tegen een computer inpraten van mooie teksten. De computer maakt er een handgeschreven brief van: de firma waar hij voor werkt heet simpelweg handwrittenletters.dot. com. Ergens heel romantisch. Dat gaf hoop op de toekomst. Maar Theodore woont in een totaal cleane stad. Zo eentje waar Rijksmuseumdirecteuren hun vingers bij zouden aflikken. Die totaal cleane wereld werkte beangstigend. Plek voor ontspanning of ontmoeting was er nauwelijks in de stad van de toekomst.
Dat bracht me weer terug naar 2014. Waar we aan de ene kant een opmars zien van koffietenten om te kunnen werken en een groei zien van flexplekken en bedrijven die daar op inspelen, zoals Seats 2 meet. De pointe van mijn verhaal is dat de openbare ruimte nog lang niet genoeg gebruikt wordt en de potenties van draadloos internet daar nog veel te weinig benut worden.
Hoogleraar ruimtelijke vraagstukken aan de UvA Zef Hemel noemde in Trouw onlangs dat we gaan samenklonteren in de stad, waarbij nabijheid en serendipiteit belangrijker zijn dan bereikbaarheid.
Maar daar waar woning, kantoor, cowerkplek, koffiehuis en bibliotheek prima als werkplek kunnen voldoen, doet de openbare ruimte dat nog veel te weinig. Waar de stad steeds belangrijker wordt voor ontmoetingen en economisch succes blijkt het ondanks de overal aanwezigheid van wifi op veel plekken onmogelijk om een kop koffie te krijgen. Probeer in een gemiddeld park in Nederland, en ja- ook in Amsterdam, want dat heeft meer parken dan alleen het Vondelpark- maar eens een kop koffie te scoren. Vrijwel onmogelijk. In een park moet je ontspannen. En dat mag niet met koffie. Technisch kan alles, maar techniek is nooit romantisch, en een kop koffie is dat wel.
Op vakantie in Warschau liep ik tegen dit wonderschone tijdelijke paviljoen aan.
Overduidelijk neergezet door een niet nader te noemen automerk. Er stond zelfs een model van de sponsorfirma in het paviljoen. Het was een open paviljoen, prachtig vormgegeven en lag aan de rand van een park. Een belangrijk kenmerk maakte dit paviljoen tot een succes. Natuurlijk kon je er prima koffie drinken en was de wifi gratis. Maar er werd voortdurend iets georganiseerd in en rondom het paviljoen. Er werden yogacursussen gegeven, kooklessen, kinderfeestjes.
Net als op deze plek worden in de Moeder Aller Cowerkplekken van Berlijn, het Betahaus er voortdurend activiteiten georganiseerd om de plek levendig te houden. Zo wordt daar regelmatig het betabreakfast georganiseerd, waar je je eigen plan of idee kan voorstellen en waar de medeontbijters je tips en trucs kunnen geven. Heel inspirerend.
Dus niet de woning als onderwerp van aandacht, om ‘m geschikt te maken voor communicatie in de 21e eeuw. Ook de werkplek heeft die de aandacht nodig. Niet architectuur is belangrijk voor het nieuwe werken. Maar veel meer hoe de stad met haar open en openbare ruimte omgaat, als plek om te werken en te verblijven.
En dan beseft Amsterdam nog weinig -veel te weinig- dat ze goud in handen heeft. Stel u eens de grachten voor zonder geparkeerde auto’s; wat een fantastische ruimte zou dat opleveren. Niet alleen fysiek, maar ook qua beleving, gevoel et cetera. Hoe leg ik mijn kleinkinderen uit dat we op de mooiste plekken van de stad Amsterdam, namelijk langs de grachten, 23 uur per dag auto’s laten stilstaan? Wat een kwaliteit van leven zou dat opleveren, al die prachtige ruimtes te kunnen gebruiken voor van alles en nog wat.
Ook het ondergewaardeerde groen in de stad kan flink wat kiosken en daaruit voortkomend stedelijk leven gebruiken. Mijn lievelingspark in Amsterdam, het Gijsbrecht van Aemstelpark is een prachtig park. Maar ja,…. Geen kiosk. Geen koffie. Geen werken. Geen leven. En ik ben niet van de Generatie thermoskan zoals mijn lieve ouders, die altijd een thermoskan koffie meenemen als ze op de fiets stappen om onderweg koffie te drinken.
Tot slot vraag ik uw aandacht voor de politieman, verpleegster, loodgieter en onderwijzer. Allemaal beroepen die van belang zijn voor de stad. Allemaal beroepen die je niet in een hippe koffietent of op een flexwerkplek kunt uitvoeren. Maar die hebben wel wat aan een stad die zorgvuldig met haar openbare ruimte omgaat, die de potentie ervan ziet en die het mogelijk maakt om de ruimte te gebruiken zoals we dat heden ten dage doen. Om onze mails te checken, om te chatten, om nieuws te lezen, of om van de prachtig ingerichte en goed onderhouden openbare ruimte te genieten. Ruimte die van en voor iedereen is, met of zonder Smart Phone.
Romanticus als ik ben wil ik aandacht willen vragen voor de stad als ontmoetingsplek. Iets te vaak wordt door vakgenoten die stad als plek voor het hebben of organiseren van spontane ontmoetingen ingezet met als doel het vergroten van economisch succes, waarbij het commerciële aspect overheerst. Maar er is volop behoefte van mensen om elkaar te ontmoeten. En lang niet altijd om er zelf beter van te worden, of voor louter economisch gewin. Ik laat graag een uiterst onmoderne manier zien van hoe dat anno 2014 nog steeds in Berlijn plaatsvindt. Want in Berlijn is het internetgebruik in de openbare ruimte van de stad nog lang niet zo wijs verbreid als in Amsterdam en de rest van Nederland. Dat levert communicatiemiddelen op die er hopeloos ouderwets uitzien en die tegelijkertijd veel zeggen over hoe Berlijners de functie van de openbare ruimte van de stad zien. Namelijk als een groot uithangbord voor hun vragen, opmerkingen, commentaar, twijfels en verlangens.
Ik hoop dat dit in de toekomst nog steeds mogelijk is in de openbare ruimte naast het mobiele werken dat er ook plaats kan vinden.
Deze beelden worden verzameld op de fantastische website www.notesofberlin.com en zijn iedere dag een bron van plezier.
Work is where the wifi is. Maar maak daar waar wifi is meer werk van. Of zoals een visionaire ontwikkelaar onlangs schreef: van locatie, locatie, locatie naar locatie, plek, ontmoeting.
En ga af en toe eens offline. Dat is goed voor de geest.