Stadsleven ‘Big data: wat weet de stad van mij?’ onderzoekt de invloed die het verzamelen van steeds meer data door stedelijke instellingen heeft op haar inwoners. Maarten Hajer is hoogleraar Bestuur & Beleid aan de UvA en directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Hij schrijft over hoe het enige juiste criterium voor een smart city haar ‘wellevendheid’ is.

Credits: Fabio Venni
Wellevendheid als criterium voor een smart city
De politiek heeft de ‘smart city’ ontdekt. Beleidsprogramma’s worden opgetuigd. Bedrijven bezoeken steden om de technieken ‘uit te rollen’. En Nederland heeft de ambitie om ‘living lab’ te worden: een plek waar de wereld van kan leren, hoe grote vraagstukken rond duurzaamheid op te lossen. Ik ben voor een slimme stad. Wie niet? Maar om die voorbeeldfunctie waar te maken moeten we niet naar de technologie kijken maar naar de stad als samenleving. Onze voorbeeldfunctie kan liggen in het laten zien hoe leefbaar onze steden zijn; hoe goed het bestuur met de burgers en bedrijven samenwerkt, hoe goed we met ons publieke domein omgaan; hoe we onze steden inrichten dat ze iedereen uitnodigen tot wellevendheid – het belangrijkste woord voor een echt duurzame stad. En we kunnen kijken waar nieuwe ‘smart’ technieken dat ideaal van wellevende steden dichterbij kunnen brengen.
Driverless cars in plaats van stilstaand blik
Smart technieken kunnen de stad bijvoorbeeld bevrijden van stilstaand blik. Inmiddels weet iedereen dat de ‘driverless car’ een realiteit gaat worden. Inschatting van experts is dat dit binnen vijftien jaar zover is. Ik denk dat het sneller kan gaan. Wordt de zelfrijdende auto straks net zoiets als de overgang van het analoge naar het digitale fototoestel? Danken we onze benzine- of dieselauto’s af ten gunste van een elektrische auto-op-verzoek? We weten het nog niet. Maar het zou sneller kunnen gaan als we de voordelen meer gaan waarderen. Dat zou als volgt kunnen gaan. Technieksociologen hebben al vaak laten zien dat nieuwe technieken eerst als bedreigend worden gezien. Mensen zijn eerst bang voor de risico’s (‘wie is aansprakelijk als een auto-zonder-bestuurder een ongeluk veroorzaakt?’) maar als een techniek doorbreekt gaan we het zien als een recht. Eerst zijn we bang voor ‘google’ (die straks alles van ons weet), maar daarna gaan we mopperen op mensen die nog zelf willen rijden, die de stad vervuilen met NOx en fijnstof, en overal maar parkeren. Gelooft u het niet? Telefoonmaatschappijen weten op dit moment niet alleen bij welke 3G mast wij ons bevinden maar ook in welke huis, in welke kamer en met wie. Maar zet u uw telefoon uit? En hoort u nog weleens iets over die gevaarlijke straling? Ah!
Nieuwe techniek, nieuwe waarden
Berekeningen wijzen uit dat we straks nog maar 30% van de auto’s nodig hebben om alle verplaatsingen te doen. We zullen mobiliteit gaan inkopen als een dienst. Net zoals je nu de NS-reisplanner gebruikt, tik je straks in waar je heen wilt en hoe laat, en komt een voertuig voorrijden. En dan zullen de waarden gaan veranderen. Een auto hebben levert geen status meer op maar meewarigheid. En de straat wordt bevrijd van blik. Actief gebruik wordt de nieuwe standaard. Kinderen krijgen de ruimte om te spelen. Ik zie de straatvoetballers terugkomen. Stoepen en fietspaden worden breder. Het leven keert zich naar buiten. En de wellevendheid van de compacte Hollandse steden van de 21ste eeuw gaat de wereld over via de foto’s op Twitter en Instagram.
Meer lezen?
Klik door naar ons dossier ‘Stadsleven: Big Data’ voor meer artikelen over dit onderwerp