Het nut van natuur: Groeneveldlezing Tracy Metz, deel 2

Stadsleven ‘Natuur(lijk) de stad’ onderzoekt of natuur en het stedelijk leven echt twee gescheiden werelden zijn of dat natuur inmiddels een steeds vanzelfsprekender plek heeft ingenomen in de stad. Tracy Metz sprak op 31 januari 2013 de Groeneveldlezing uit waarin ze overpeinst hoe in ons denken over de natuur, de pendule de afgelopen twee decennia woest heen en weer is gezwaaid tussen wildernis en nuttige natuur die er vooral voor ons is. Gisteren kwam deel 1 online, lees hier deel 2.  Gaat de digitale natuur de biologische natuur vervangen? Volgens de oprichters van NextNature, Koert van Mensvoort en Hendrik-Jan Grievink, zijn natuur en technologie inmiddels zo met elkaar verweven dat er een nieuwe hybride is ontstaan: Next Nature.

‘Waar technologie en natuur traditioneel als tegenpolen worden gezien, lijken ze nu samen te smelten en zelfs van plaats te verwisselen’, schrijven zij op hun indrukwekkende site nextnature.net. ‘Door onze drang om onze omgeving te ontwerpen hebben wij het ontstaan van een onvoorspelbare next nature veroorzaakt. De natuur verandert met ons mee!’

Een geweldig project van NextNature was ‘Rayfish Footwear’. Drie jaar lang hebben de initiatiefnemers een hype opgebouwd rond spannende sneakers in hallucinerende kleuren, gemaakt van het leer van genetisch gemodificeerde roggen. Ze hadden verwacht dat er enorm ophef zou ontstaan over het geknoei met de DNA van die beesten. Er kwamen ook wel protesten, maar er kwamen nog veel méér bestellingen binnenstromen. Ze maakten met video’s en persberichten een heel circus eromheen – totdat een aantal van die Frankenstein-roggen zogenaamd ontsnapten. Tot slot ging Rayfish zogenaamd failliet – waarna de initiatiefnemers het échte verhaal bekend maakten, over onze consumptieve omgang met dieren en dus met de natuur.

Lief en knuffelbaar: natuur als sentiment

Ondanks het beleid van de afgelopen twee decennia heeft het wildernisdenken bij het grote publiek nooit tot in zijn uiterste consequenties echt wortel geschoten. Dat merken de natuurbeschermers in strenge winters. Als de Konik-paarden en Schotse Hooglanders dreigen te verhongeren, dan hebben wandelaars en omwonenden geen boodschap aan hun status als puur natuur. Mensen vinden de dieren zielig en ze bellen boos op naar de beheerder dat die er iets aan moet doen.

Op zo’n moment moet je wel sterk in je schoenen staan om met harteloze argumenten als ‘survival of the fittest’ aan te komen. De expert die zegt dat het normaal is dat dieren in de winter dood gaan van de honger, kan de boom in. En als de kadavers van de dieren die toch omgekomen zijn, zichtbaar langs het pad blijven liggen, zoals in de Oostvaardersplassen, dan heb je ook de poppen aan het dansen. Mensen willen niet horen dat de natuur hard en onbarmhartig is. Nee, de natuur is goed, en mooi, en lief, want zo is het altijd in de reclame. Overigens gelden die gevoelsargumenten alleen voor dieren. Er zullen weinig boze omwonenden naar Natuurmonumenten of Staatsbosbeheer bellen om zich te beklagen over het verdwijnen van de aardbeiganzerik of het blauwe kweldergras.


Diezelfde opwelling van sentiment hebben we onlangs breed uitgemeten gezien rond het langgerekte overlijden van Johannes de bultrug. In een raak stuk in NRC Handelsblad (19 dec. 2012) schreef bioloog Stephan van Duin dat de tranen die verspild zijn over zo’n absoluut non-event, ‘voor de afkalving staan van het respect voor wetenschappelijke expertise en voor een beperkt idee van wat natuur inhoudt’. De wetenschap legt het weer eens af tegen emotionele argumenten en de brute botheid van het populisme, zegt hij.

Het nut van natuur

Van Duin heeft gelijk. Sterker nog, de pendule zwaait nu heel hard de ander de kant op, weg van de wildernis naar een heel prozaïsch nutsdenken – vandaar de titel van deze lezing. Niks autonome waarde, de natuur loopt nu aan de leiband van de politiek en de economie. Tegenwoordig moet natuur ergens goed voor zijn. Ze moet behagen. Ze moet ons van dienst zijn – als een oord van plezier en bezinning, als een consumeerbare toeristisch-recreatieve belevenis, als een bron van waardevermeerdering voor het onroerend goed in de buurt. De natuur moet nut hebben, ze moet zich aan ons aanpassen. Ik moest denken aan de woorden van Johan van de Gronden, directeur van het Wereld Natuur Fonds, die in zijn reactie op de Natuurverkenning zegt dat ‘de N van natuur niet meer terug te vinden is tussen harde infrastructuur en economische belangen. De natuur niet meer aan tafel in de Trêveszaal.’ Een jaar of twee geleden kwam er een nieuw soort gelegenheidsnatuur op. Door de economische crisis gaat vele bouwplannen niet door en liggen de kavels maar braak. Het platform Tijdelijk Anders Bestemmen heeft allerlei lumineuze en pragmatische ideeën gelanceerd voor tijdelijk gebruik, zoals moestuinen, speelweiden, studentencontainers, zelfs windturbines – maar ook tijdelijke natuur! Het idee is dat de eigenaar van de kavel dit zal toestaan als de natuur aan een maximum aantal jaar is verbonden. Want áls het bouwplan doorgaat, dat moet de natuur als een kleedje worden opgerold en weggedragen. Natuur als spinoff van de economie – ik ben er nog steeds niet uit of dit briljant of cynisch is.

Natuur als decor voor recreatie

Hoe snel we van de romantiek op de pragmatiek zijn overgestapt, bleek vorig jaar in de aanloop naar de verkiezingen. Tijdens een debat over de ruimtelijke toekomst van Nederland vatte VVD-Kamerlid Betty de Boer deze popularisering bondig samen toen ze zei: ‘De natuur is er voor ons’. En ANWB-directeur Guido van Woerkom roept, niet zonder pathos: ‘Geef de natuur terug aan het volk!’ Hij vindt dat de ‘technische’ natuur te ver af is komen te staan van de mensen, die gewoon lekker willen wandelen en fietsen.

8354585189_21ff8bf6e1_z

Credits: Webted


Ook Maarten Hajer, directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving, presenteert het nieuwe nutsdenken als een inhaalslag. In zijn blog schrijft hij hetzelfde maan in andere woorden, namelijk dat ‘de aandacht voor beleving en benutting van natuur op de achtergrond is geraakt’. Voor veel mensen is de natuur vooral een plek om te willen wonen of recreëren, zegt Hajer. Zelfs de natuurbeheerders vinden nu ook dat de natuur een verlengstuk moet zijn van de wensen van het volk. Directeur Chris Kalden van Staatsbosbeheer zei eind vorig jaar dat het natuurbeleid zich meer moet richten op de verwachtingen van het publiek. ‘Als we aan de mensen vragen wat ze verwachten van natuur, dan horen we nooit iets over biodiversiteit of soortenrijkdom’, zegt hij. ‘Wel over recreatie, rust en allerlei activiteiten die we graag in de natuur doen.’ Het natuurbeleid is te zeer bepaald geweest door juridische normen, zegt hij. Dat moeten ‘maatschappelijke normen’ worden. Daarmee, als ik het goed zie, neemt Staatsbosbeheer afscheid van de biodiversiteit ten gunste van de recreatie.

Budgettair neutraal: natuur als transactie

Is natuur echt van zijn voetstuk gevallen en tot een decor voor onze vrije tijd verworden? Let wel, ik heb niets tegen lekker wandelen en fietsen – maar ik vind wel dat de natuur meer is dan een uitlaatplek voor mensen op de zondagmiddag. En ook meer dan een transactie. Want de vraag in deze nieuwe constellatie is: wie gaat er voor de natuur zorgen – als die tenminste niet intussen zelfvoorzienend is geworden – en vooral: wie gaat dat betalen? Marktwerking en burgerparticipatie zijn de nieuwe toverspreuken. De natuur moet niet alleen nut hebben, ze moet bij voorkeur haar eigen broek ophouden. Met andere woorden, het moet vooral niks kosten, het moet juist iets opbrengen. Want waarom zouden we er geld aan uitgeven als je er niet aanwijsbaar iets aan hebt? Geldtekort heeft één groot voordeel, moet ik toegeven: het dwingt tot innovatieve oplossingen. Zo kondigden ruim vijftig natuurclubs eind vorig jaar aan dat ze een nauwe samenwerking aangaan in een ‘branche-organisatie’ die als advocaat van de natuur moet functioneren. Staatsbos wordt mogelijk omgevormd tot een organisatie als de Engelse National Trust. Dan kunnen mensen er (betaald) lid van worden en kan de organisatie sponsoring en commerciële samenwerkingen zoeken. Directeur Walter Kooy van het Nationaal Groenfonds heeft voorgesteld de natuur anders te financieren: 15 procent van de overheid, 40 procent donaties en 45 procent eigen inkomsten. Staatsbosbeheer heeft al aangekondigd haardhout uit eigen bos te gaan verkopen. En als ze de openhaardbezitters zo ver kan krijgen dat ze hun eigen hout bij wize van vrijetijdsbesteding in het bos komen kappen – uiteraard onder begeleiding – dan is iedereen blij en wordt het onderhoud van het bos budgettair neutraal. Kennisinstituut Triple E kwam begin dit jaar met het vernieuwende idee van ‘moderne heerlijckheden’. Zoals het woord en de spelling verraden is het gemodelleerd naar een maatschappelijk arrangement dat teruggaat tot de Middeleeuwen. Het idee, volgens een artikel in Trouw, is dat de overheid de rechten voor natuur- en landschapsgebieden in langlopende contracten overdraagt aan coöperaties of verenigingen. In ruil voor de plicht het gebied te verzorgen krijgt de beheerder het recht het gebied uit te baten. Bijkomend voordeel is dat rechten waardevoller dan subsidies of giften, die zoals we nu zien afhankelijk zijn van de politieke wind en het economische getij. Wie dergelijke rechten voor twintig jaar in handen heeft, kan ze verhandelen of er een lening op krijgen. En de opbrengsten van de natuur komen terug bij de natuur. Als de overheid zich terugtrekt ontstaat er – nolens volens – ruimte voor andere partijen: energiebedrijven, de watersector, de recreatie. Zo is het Wereld Natuur Fonds een samenwerking aangegaan met Eneco. Dat is ook de strekking van de Natuurverkenning van het Planbureau voor de Leefomgeving, namelijk dat deze politisering van de natuur kansen biedt voor nieuwe coalities tussen natuur en andere sectoren als bouw, zorg en water.

Samenwerken met natuur

De natuurpendule heeft de laatste twee decennia wild heen en weer gezwaaid en dat is nog niet voorbij. Maar deze nieuwe allianties bieden zicht op een inbedding van de natuur in een groter verhaal en, vooral, een gedeeld belang. Een van die belangen, ik noemde het net, is de waterhuishouding. Het is wel zo toepasselijk om vandaag, op de dag af zestig jaar na de Watersnood, te kijken naar de wisselwerking tussen de natuur en het nieuwe denken over onze veiligheid tegen overstromingen. Van oudsher heeft Nederland het water bedwongen, met dijken en pompen. Maar gaandeweg, en zeker sinds de grote ingrepen van de Deltawerken, hebben we ontdekt dat dit allemaal gevolgen heeft waar we last van krijgen. Dat, in combinatie met de verandering van het klimaat, heeft de experts aan het denken gezet. De gedachte wint steeds meer terrein dat we beter met de krachten van de natuur mee kunnen deinen dan er hard tegenin blijven gaan. Dit is de even innovatieve als logische gedachte die ik in mijn boek Zoet&Zout: Water en de Nederlanders onderzoek. Het is ook een gedachte waarmee Nederland wereldwijd de aandacht trekt.

Boer Jan Kant en zijn vrouw Rie uit de Noordwaard

Boer Jan Kant en zijn vrouw Rie uit de Noordwaard

Een van die gedachten is dat we misschien veiliger zijn als we de dijken verlagen en niet alleen maar verhogen. Dit was vijftig, dertig, zelfs twintig jaar geleden vloeken in de kerk geweest. Toch is dat het idee achter het programma Ruimte voor de Rivier. Niet iedereen kan daar met zijn hoofd bij. Deze boeren in de Noordwaard, Jan en Rie Kant, zeiden tegen mij: ‘Wij geloven niet zo aan dat water’. Boer Kant heeft aan zijn nagels aan de dakgoot gehangen in 1953, en het kan er bij hem gewoon niet in, dat het veiliger zou zijn om het water door de polder te laten stromen. De overheid moet het water juist buitenhouden! En dat je daar misschien met je hele hebben en houden voor zou moeten verhuizen – nee, dat gaat niet gebeuren, zegt Kant, ‘al belooft Rijkswaterstaat ons koeien met gouden hoorns’.

De waarde van natuur

De combinatie veiligheid, nut en natuur is op verschillende plekken al goed te zien. In diezelfde Noordwaard is er een plan om de dijken tegen golfslag te beschermen door er een brede strook wilgenbos tegen aan te leggen – een primeur in Nederland. Nooit eerder werd een bos officieel onderdeel van een primaire waterkering.

De Noordhollandse Waterleidingduinen zuiveren al sinds de negentiende eeuw het drinkwater van Amsterdam en zijn tegelijk een geliefde ‘uitlaatplek’. Duinen bieden bescherming tegen de zee, ze maken het drinkwater schoon en in ruil daarvoor is waterleidingbedrijf PWN verplicht de duinen als natuur- en recreatiegebied te onderhouden. Nog een voorbeeld: in het Zeeuwse project Waterdunen worden vierhonderd recreatiewoningen aangelegd op 40 hectare nieuwe duinen en schorren. En een van de meest ambitieuze projecten om natuur, water en economie weer aan elkaar te verbinden is het plan voor de Grevelingen in Zeeland. Bij de aanleg van de Deltawerken is de zuidwestelijke delta in verschillende compartimenten opgedeeld. Het Volkerak-Zoommeer is zoet geworden wat nu grote problemen geeft met blauwalg. En de Grevelingen is van het getij afgesneden waardoor het nu een grote dode bak met zoutwater is geworden. Nu hebben allerlei maatschappelijke organisaties, bewoners en bedrijven een gezamenlijk plan voor de toekomst van dat gebied ontwikkeld en zelf ook al geld ervoor bijeen gebracht. Ze willen het getij terugbrengen, wat ten goede zal komen aan zowel de natuur als de recreatie en het vestigingsklimaat.

8180659592_ec99b73c75_z

Credits: bertknot


Ik wil de serieuze bedreiging van het klimaat geenszins bagatelliseren. Zoals minister Schultz afgelopen weekend in de Volkskrant het recht voor z’n raap formuleerde: we verdienen weliswaar zo’n 70 procent van het Bruto Nationaal Product beneden de zeespeigel, maar we zijn vergeten wat er voor nodig is om dat te kunnen doen. En we zijn slecht voorbereid op een ramp. We zijn veel minder veilig dan we denken. Maar als we slim en praktisch zijn, en dan zijn we, dan kunnen we deze dreiging als leverage gebruiken om én Nederland veiliger te maken, én de kwaliteit van onze leefomgeving te verhogen én de natuur te bevorderen. Want een natuur die er alleen voor ons op de zondagmiddag is, dat is mij niet genoeg. Ik geloof in nut, maar ik geloof nog meer in waarde.

Meer lezen?

Lees hier deel 1 van de Groeneveldlezing van Tracy Metz of klik door naar ons dossier ‘Natuur(lijk) de stad’ voor meer blogs over dit onderwerp.