Tijdens Stadsleven ‘Afval stinkt niet’ sprak stadsarcheoloog Jerzy Gawronski een column uit over de afvalhopen van de toekomst. De column is hieronder in zijn geheel te lezen, met afbeeldingen uit de opgravingen die door het Bureau Monumenten & Archeologie zijn gedaan in Amsterdam.
Afval als informatiebron over onszelf
Archeologen kunnen een zeker voorspellend vermogen worden toegedicht, want met overblijfselen uit het verleden houden zij de mens van nu een spiegel voor: hier geldt het principe ‘zonder verleden geen heden of zelfs toekomst’. Dus voor een archeologisch antwoord op de vraag hoe de afvalhopen van de toekomst eruit zien, zal ik teruggrijpen op het verleden van afval. Om de toekomst van afval te kunnen begrijpen moeten we ons verdiepen in de betekenis rol van afval als informatiebron over onszelf.
Behalve dat archeologen terug- en vooruitzien hebben zij een bijzondere beroepsmatige band met afval, voor hen is het core business en zeker niet iets dat stinkt. Meer dan elke andere historische wetenschapper beseft de archeoloog dat afval iets anders is dan overlast, dan louter spul dat weggewerkt moet worden. Of het nu hedendaags afval is, of van vroeger, er bestaat niet één afval; afval is er in alle soorten en maten. Er zijn twee hoofdcategorieën. Afval is in eerste instantie wat mensen zelf binnenin maken, poep dus. Daarvan heeft Midas Dekkers in zijn boek vanavond al laten zien dat je dat niet zomaar als minderwaardige uitwerpselen moet beschouwen, maar als de essentie van onszelf als levend wezen. Het overgrote deel van afval bestaat uit wat de mens maakt, vervaardigt, fabriceert – dus al hetgeen om te kunnen leven, werken, communiceren, wonen, liefhebben, eigenlijk de hele omgeving die de mens om zich heen creëert – en vervolgens weggooit. Weggooien gebeurt om verschillende redenen: omdat iets op is, kapot, niet mooi, het gebeurt expres, om t te vernietigen, uit luiheid, of zomaar, uit onverschilligheid.
Zoveel afval als er is, zoveel manieren zijn er ook om er mee om te gaan. Dat kan variëren tot het volledig wegwerken, zoals dat in Amsterdam gebeurt bij het gemeentelijk Afval Energie Bedrijf, tot het volledig weer hergebruiken, recyclen, waarvan vanavond met Superuse, Klean en de Goedzak briljante voorbeelden zijn gelanceerd. Paradoxaal woord eigenlijk, recyclen, want dat houdt in dat er geen afval bestaat, dat afval een ingrediënt is in een cyclus, dat er verschillende momenten zijn waarop iets echt afval is of dat iets nog ergens toe dient, een tweede, derde of oneindig leven krijgt. Bij de ene samenleving ligt het afval moment op een ander punt in die cyclus dan bij de andere samenleving, vergelijk hedendaags Amsterdam maar met Lagos of Paraguay, of beter gezegd. vergelijk de vuilnisbelten van die steden. Dat is ook het geval met de omgang met afval door de tijd heen. het is een proces dat aan veranderingen onderhevig is, veranderingspatronen die de archeoloog bestudeert in relatie met de maatschappelijke ontwikkelingen binnen een samenleving.
Afval als spiegel van de stad
Afval van vroeger krijgt dan ook binnen archeologische context een extra dimensie. Eigenlijk zijn archeologen niets meer dan gecertificeerde putjesscheppers en, rioolzuiveraars of lompenhandelaren en morgensterren met een universitaire opleiding, die zich buigen over de vraag wat oud afval vertelt over de mens van toen en uiteindelijk over de mens van nu. Hoe serieus de boodschap van afval is, blijkt wel uit het feit dat elk zich respecterende stad in de hele wereld niet alleen een afvalverwerkingsbedrijf heeft, maar ook een archeologische dienst, zoals hier in Amsterdam het gemeentelijke Bureau Monumenten & Archeologie, waar ambtenaren met een beroepsziekte werken, die afval zien als, let op, erfgoed. Afval uit de bodem van Amsterdam is als een spiegel van de stad.
De ontwikkeling van stadsarcheologie vanaf de jaren 70 kent een tendens dat afval waarde kreeg als informatiebron. Dat zie je bijvoorbeeld vertaald in de titel van de tentoonstelling in Boymans van Beuningen in 1996 ‘One Man’s Trash is Another Man’s Treasure’, hoe een voorwerp dat in de ene samenleving is afgedankt in de andere een nieuw gebruik of betekenis kreeg, anders dan afval. Het meeste afval waar een archeoloog met te maken krijgt is aardewerk, scherven zijn het klassiek beeld van de archeologie. Aardewerk is het meest wijdverspreide gebruiksgoed op aarde, voor de komst van plastic in ieder geval. In het dagelijks leven van de Westerse wereld voor 1900 was aardewerk onmisbaar, gemaakt van de meest uiteenlopende baksels, heftig gedecoreerd of juist simpel onbeschilderd, lokaal geproduceerde of aangevoerd uit allerlei (verre) streken. Elke periode kent zijn eigen aardewerk, dus de scherven zijn chronologisch goed te duiden. Dat afval van scherven informeert ons over tijd, over productie en economie, technische en decoratieve ontwikkelingen, handel en transport, herkomst, status en sociale positie. Hetzelfde geldt voor restanten van metalen, houten of glazen voorwerpen. En met afval van botten en planten, stuifmeel en zaden kunnen archeologen maaltijden reconstrueren, voedsel en dieet. Poep of wel de parasieten, wormen en andere kleine zaken die er in zitten vertellen ons over gezondheid en voeding. Kortom, archeologie zet afval om in kennis en is daarmee ook een radertje in de recycling machinerie.
Amsterdam als afval walhalla
Ik kan u verklappen dat het erg fijn is om archeoloog in Amsterdam te zijn. Deze stad is een afval walhalla. Niet zozeer vanwege de 500.000 toiletten met hun dagelijkse poepproductie – dat is denk ik meer het paradijs van Midas – of een vuilverbranding met een capaciteit van 1,4 miljoen ton per jaar. Nee, dat is omdat de stad letterlijk op zijn eigen vuil is gebouwd, Amsterdam is gemaakt van afval. De grond hier is nat en zompig, mensen willen droge voeten, dus de stad werd voortdurend opgehoogd, en is gewonnen op water. De bodem waarop we lopen hebben onze voorouders gemaakt met wat ze over hadden. Dat gebeurde al van vroegs af aan. De lemen vloeren van de huisjes van hout en stro die in 1200 langs de Nieuwendijk stonden werd elke 10 jaar opgehoogd. Zo ontstonden terpjes van klei, vermengd scherven van gebroken potten en pannen, etensresten, mest van het vee. Die ophogingen zakten even snel als het veen eronder inklinkte en daalde, het was een voortdurende gevecht tegen nattigheid en verzakking.
Eerst in de middeleeuwen ging dat ongeorganiseerd, een ieder hoogte zijn eigen erf of perceel op, maar naarmate de stad groeide, er meer mensen kwamen te wonen en er regels kwamen voor recht en macht, bouwvoorschriften om huizen steviger en veiliger te maken, niet langer van hout maar ook van baksteen, kwamen er ook voorschriften hoe met afval om te gaan, zoals een keur in 1413, van slike ende ander vulnisse uyt te dragen, dat vertelde over het dumpen van afval in stegen, het werpen van vuil, mest , pens of bloed in het IJ en dat soort zaken. Er waren ook verordeningen dat de burgers hun huishoudelijk afval juist op één plek in de Amstel moesten gooien, zoals die in 1595, waardoor het eiland Vlooienburg ontstond, waar nu de Stopera staat. Historisch Amsterdam was vervuild van afval, ondanks dat er al vanaf 1514 een reinigingsdienst was. In de 17de eeuw was afvalverwerking deels een particuliere aangelegenheid, vuilnis werd handel, je kon het verkopen voor landverbetering. Verdere regulering kwam er vanaf 1877 met de oprichting van de gemeentelijke Dienst der Stadsreiniging.
700.000 vondsten uit het Rokin en Damrak
Archeologisch gesproken zijn er twee soorten afval, uit twee verschillende leefsferen, de publieke en de particuliere. Publiek afval is het algemene spul in de ophogingen, dat afkomstig is uit de hele stad en op één plek wordt gedumpt in de bodem. Dergelijk publiek afval is in Amsterdam ook bekend uit de grachten. Het is wereldwijd en universeel gegeven, van alle tijddden en van alle culturen, dat water – sloot, kanaal, rivier, meer, zee – de ideale dumpplek is voor al hetgeen waar je vanaf wilt, je gooit erin en weg is het, lekker makkelijk. Dat elk water een potentiele schatkamer is hebben we gezien bij het NZlijn onderzoek. Dat project is uit de hand gelopen, dan moet u niet denken aan miljarden overschrijdingen, jarenlange vertraging of overlast, nee, dat heeft alles te maken met de bijna 700.000 vondsten die de archeologen uit de bouwputten van het Rokin en het Damrak hebben gehaald. 1500 vuilniszakken vol, met spullen, oude meuk, die Amsterdammers vanaf 1200 tot 2000 in het water hebben gegooid met de gedachte dat ze er dan mooi vanaf waren. Dan hadden ze niet op de ijverige gemeenteambtenaren van BMA gerekend die alle oude troep die de Amsterdammers van toen met moeite hadden weggewerkt er weer eruit visten, en labelden en fotografeerden en ordenden om zo het dagelijks leven en de zielenroerselen van de vroegere burgers bloot te leggen. Hier ziet u dat materiaal, afval en verloren voorwerpen, voorbij komen, magisch afval dat soms schokken van herkenning geeft, het verleden wordt tot leven gewekt, een verleden dat zelfs terug gaat tot de steentijd.
Particulier, dat is het afval uit beerputten, de latrines die achter de huizen werden gebouwd, gemetselde of houten bakken, tot drie meter diep, met een poephok erboven, een plank met een gat. Al vanaf 14de eeuw waren beerputten in de stad in gebruik: ze weren een standaardvoorziening vanaf de 17de eeuw en pas einde 19de– begin 20ste eeuw vervangen door het rioolstelsel. Ze werden niet alleen als wc gebruikt, maar ook om al het huishoudelijk afval in te dumpen. Deze plekken bieden alles in 1 – poep, eten, huisraad – en geven bovenal een perceels- en huisgebonden en daardoor persoonlijk beeld van het verleden. Want met historische documenten is de identiteit, de geschiedeins van de bewoners van het pand en de historische gebruikers van de beerput te achterhalen. Zo krijgt afval een naam en doorzoeken archeologen als detectives van nu die beerputten op informatie over de gebruiker van toen.
Archeologen: de hackers van de toekomst
Hoe zit dat nu met het afval van de toekomst of met archeologen in de 22ste eeuw die onze tijd willen onderzoeken? De bodem van de stad is steriel geworden. Er wordt met schoon geel zand opgehoogd, nou ja, schoon, het huidige afval in de bodem is vooral chemisch, zware metalen, pcb, stookolie, paks, radioactieve straling, dat is het nieuwe afval voor de archeologie. De beerput bestaat niet meer, stront wordt weggespoeld, afval gaat naar vuilnisbelten voor energie of misschien wordt het toch nog als materiaal hergebruikt als daartoe de sociale en economische noodzaak bestaat in geval de utopische samenleving in de toekomst nog niet zijn bereikt. Trouwens, archeologen in de Verenigde Staten hebben hun werkterrein in de jaren 70 en 80 al verplaatst naar de dumpen, met garbage archaeology: als door de woonlagen van de heuvel van Troje maakten ze doorsneden door de gigantische vuilnisbelten die vanaf de jaren 20 waren ontstaan, en van de hamburger verpakkingen die per laag tevoorschijn kwamen werd een typologie worden opgesteld die de oorsprong van fastfood illustreert. Het verhaal wil dat helemaal onderin, in het vuilnis van 1920 nog een geheel intacte hamburger zat, met doosje en servetje geconserveerd onder immense vuilmassa.
Het grote verschil voor de toekomst is dat ons afval anoniem is geworden. Eerst was het plaatsgebonden, verbonden aan een huis, aan een huishouden, aan een persoon die historisch traceerbaar is. De beerput is nu een doorspoeltoilet geworden en afval gaat in vuilniszakken weg, naar buiten de stad, op een grote hoop, anoniem. Toch biedt ook dit afval nog steeds een materiele vingerafdruk, een indringend beeld met de daarbij indringende lucht. Dat mag dan stinken, maar de informatie niet, die wordt ontdaan van de geur die er bij hoort en wordt dan sociologisch, of cultuurhistorisch. Archeologisch afval zal digitaal worden. Archeologen van de toekomst zullen hackers zijn die oude pc en spelcomputers kraken op zoek naar gegevens van allerlei soort, net zo veelzijdig als afval.
Afval is een schat
Wilt u de archeologen van de toekomst helpen met hun oude afval handwerk en van uzelf een herinnering voor de eeuwigheid achterlaten, begraaf of verstop dan, als u zo naar huis gaat, een vuilniszak, met een week van uw leven, zodat de tastbare restanten van uw dagelijkse beslommeringen door een archeoloog in 2114 uitgeplozen kunnen worden, doe er t liefst een kaartje of usb stick bij met uw naam, sofi nummer en datum, dan kunnen de bijbehorende persoonsgegevens ook meteen gehackt worden door de afval detectives van de toekomst. Afval stinkt niet, koester uw afval.
Meer lezen?
Klik door naar ons dossier ‘Afval stinkt niet’ voor meer blogs over dit onderwerp