Stadsleven ‘Afval stinkt niet’ presenteert een frisse kijk op stadsafval: tegenwoordig iets waardevols waarmee de stad gevoed van worden. In deze gastcolumn blikt Roos van Oosten, archeoloog en historicus, terug op het beerputtentijdperk, op de tijd dat grachten open riolen waren en op het 19de-eeuwse, verrassend vooruitstrevende Liernur-rioleringsstelsel.
Eeuwenlang deden stadsbewoners hun gevoeg door zitting te nemen op een houten plank met een rond gat erin. De drek viel vervolgens rechtstreeks in een ondergrondse bakstenen put. Archeologen noemen dit een beerput; in 19de-eeuws Amsterdam heette het een secreetkuil.
In al zijn eenvoud was het voor de stadsbewoner zo gek nog niet. Het venijn van het beerputtensysteem zit hem echter in de staart. Een mens produceert zo’n 500 liter urine en fecaliën per jaar. Fermentatieprocessen doen de massa in de beerput nog wat slinken, maar het is onvermijdelijk dat deze vol raakt. In de grote steden mochten stadsbewoners al sinds de 17de eeuw niet meer zelf de beerlepel ter hand nemen. Leging van de beerput gebeurde door een ploegje van vier tot zes nachtwerkers, secreetreinigers of kakhuislegers in te huren. De kuilgaander, de hijser en de overgieter stonden bij de beerput op het achtererf en zorgden ervoor dat de tonnendragers ton na ton, via de gang van het huis, naar de nachtwerkersschuit sjouwden.

Eeuwen lang zijn secreten geleegd ‘door draagwerk’. In elke grote stad moet een klein legertje secreetreinigers actief geweest, maar het beroep is historisch zo goed als onzichtbaar. Er zijn slechts weinig geschreven bronnen en afbeeldingen van secreetreinigers lijken in Nederland geheel te ontbreken. In Londen gingen de nightmen op vergelijkbare wijze te werk in de graveyard shift. Ook daar was een kuilgaander (holeman), een hijser (ropeman) en een duo van tonnendragers (tubmen). Londen Nightman. Bron: Mayhey, 1967 (1861-1864): London labour and the London poor: the condition and earnings of those that will work, those that cannot work, and those that will not work, London, deel 2, p. 243
Na zo’n ruimingsactie hing dagen later nog de misselijkmakende verpestende rotte-eieren-lucht in huis. Dit was, aldus Het handboek voor de ingenieur uit 1837, zelfs zo erg dat ‘al het ijzer- en koperwerk in een huis aansloeg en het houtwerk mogelijk zelfs zo sterk door de salpeterlucht aangedaan was, dat het opnieuw geverfd moest worden’. Bovendien was het nadeel van zo’n arbeidsintensieve, nachtelijke ruiming dat het starttarief in 1826 negen gulden was. Ter vergelijking: in hetzelfde jaar kon in Amsterdam voor dit bedrag ruim twee maanden een eenvoudige arbeiderswoning worden gehuurd!
In de loop van de tijd werden beerputten steeds minder gebruikt en de lozing van fecaliën in de grachten nam verder toe. De grachten transformeerden in open riolen, met alle gevolgen van dien. De schade voor de volksgezondheid was de hygiënisten een doorn in het oog. Na een reeks cholera-epidemieën werden steeds meer grachten gedempt. Vanaf 1870 legde Amsterdam het door ingenieur Liernur ontworpen Liernur-rioleringssysteem aan.
De speciale Liernur-toiletten werden niet met water doorgespoeld maar pneumatisch leeggezogen, zoals wij kennen van een vliegtuigtoilet. Een gescheiden buizenstelsel zorgden voor het ecologisch verantwoord scheiden van grijs (huishoudwater) en zwart (fecaal) water. De mest was die het opleverde was, aldus de voorstanders, een lucratief wondermiddel voor de landbouw. Het wondermiddel was echter geen lang leven beschoren. Rond 1900 gingen de boeren massaal over op kunstmest in plaats van stadsmest. Het Liernur-rioleringsstelsel werd bovendien minder interessant toen de stadsbewoners waterclosetten boven droogclosetten prefereerden. In 1907 werd daarom in Amsterdam een modern rioleringsspoelstelsel geïntroduceerd.
Veel beter dan in de 19de eeuw zijn we nu op de hoogte van het belang van de ecologische kringloop. Inmiddels zijn zelfs de meest optimale manieren om ‘van poep goud’ te maken, getuige biogasinstallaties, bekend. Een stedelijke samenleving ziet zich echter geconfronteerd met een erfenis van een hygiënische infrastructuur die in de huidige, hippe ecologische duurzaamheid-beweging niet de meest optimale is. Nu er een tekort aan fossiele brandstoffen dreigt, verdient het moderne Liernur-toilet een serieuze heroverweging.
Meer lezen?
- Kijk dit NOS-item over Waternet waarin wordt belicht hoe uit de Amsterdamse poep en plas het nieuwe goud ‘fosfor’ wordt gewonnen.
- Bekijk deze uitzending van Wetenschap24 over hoe je biogas kunt maken van je eigen drol
- Klik door naar ons dossier Afval stinkt niet voor meer blogs over dit onderwerp.